Arrianus, De Lange Jacht En Lurecoursing (Dutch)

Ondanks het verdwijnen van de aristocratische jachtrechten in Europa, de zogenaamde “Heerlijkheden”, en ondanks dat in 1924 de lange jacht of “coursing” in Nederland werd verboden, bleef het bezit van jachthondenrassen wijd verbreid. Integendeel, de achtervolging met windhonden, of “lurecoursing”, geniet in Nederland en België maar ook in de rest van Europa en de Westerse wereld een steeds grotere populariteit.

De Cynegeticus van Arrianus is het oudste Europese document dat de oeroude relatie tussen mens en hond beschrijft. Met zijn elegante en bijzonder intieme vorm is het nog altijd – na bijna 2000 jaar – een van de beste beschrijvingen van de lange jacht. Daarbij vormt het ook voor de moderne lezer een onschatbare bron van informatie. Dit boek biedt de eerste integrale vertaling in het Nederlands van Arrianus’ meesterwerk.

Arrianus, de lange jacht en lurecoursing biedt een historische overzicht van de jacht met honden: in prehistorisch Europa, het oude Egypte, Griekenland en het Romeinse rijk, tot in de laatste dagen van de lange jacht in Nederland. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van de jacht met de meute, “coursing” en “lurecoursing”.

Dit veelzijdige boek is bestemd voor iedereen die geïnteresseerd is in de relatie tussen mens en hond, voor studenten van de klassieke oudheid en de veterinaire geneeskunde, voor jagers, maar vooral ook voor het groeiende aantal liefhebbers van hondenrennen en “lurecoursing”.

Flavius Arrianus (foto niet opgenomen in Arrianus, de lange jacht en lurecoursing.)

[1] Ik heb immers zelf een hond gefokt met de lichtste blauw-grijze ogen die er bestaan. Ze was snel, geen moeite was haar teveel, dapper en met sterke poten, zodat ze in de kracht van haar leven wel eens vier hazen aankon. [2] En wat de andere eigenschappen betreft, is ze (want ik heb haar nog, terwijl ik dit schrijf) heel erg lief en vriendelijk tegen iedereen en daarvoor is er nooit een andere hond geweest die zo sterk als zij aan mij en aan mijn vriend en metgezel op jacht, Megillus, gehecht was. Want als ze opgehouden is met rennen, wil ze niet meer van ons of van één van ons weggaan. [3] Maar als ik zelf thuis blijf, houdt ze me gezelschap en loopt mee als ik naar buiten ergens heen ga; dat doet ze ook, als ik naar de sportschool ga en dan zit ze naast me terwijl ik mijn oefeningen doe. Als ik naar huis terug ga, loopt ze vooruit waarbij ze telkens omkijkt om zich er van te vergewissen of ik niet ergens van de weg ben afgeslagen: ze ziet me, glimlacht en loopt dan weer verder. [4] Maar als ik voor staatszaken wegga, blijft ze bij mijn vriend en gedraagt zich dan precies zo tegenover hem. Wie van ons beiden ziek is, die laat ze van haar kant niet alleen. Als ze ons zelfs na korte tijd weerziet, springt ze zachtjes tegen ons op als om ons te begroeten en bij het verwelkomen blaft ze dan om haar aanhankelijkheid te tonen. Wanneer ze erbij is, als we aan het eten zijn raakt ze ons nu eens met de ene dan weer met de andere poot aan om ons eraan te herinneren, dat we haar toch zeker ook wat moeten geven van ons maal. Ze heeft ook werkelijk veel nuances in haar stem, iets wat ik, volgens mij, nog bij geen enkele andere hond geconstateerd heb: wat ze wenst geeft ze met haar stem te kennen. …

Uit Hoofdstuk V Cynegeticus van Arrianus. Vertaling An Jansen.

Vertragus Met dank aan het Rijksmuseum van Oudheden

“De windhond is minstens vanaf het begin van onze jaartelling herkenbaar uitgebeeld in de kunst en de literatuur.

Dat gegeven is zichtbaar in de menselijke cultuur over een enorm gebied langs de gehele oost-west as van Eurazië, van de westkust van Europa tot en met China. Ergens langs die as, in een beperkter gebied, want daar vermoedt men dat zijn plaats van origine zich bevindt, is de ouderdom veel hoger. Eerst bekend onder de naam van zijn volk, of hun plaats van afkomst en daarna onder de naam van zijn werk of prooi, werd hij gehouden door veel en zeer verschillende volkeren. De herders en nomaden, landbouwers en stedelingen die bijna alle denkbare landschappen bewoonden. Zij jaagden met hun honden langs de bossen, rivieren en deltagebieden van de Atlantische kust, de eilanden, stenige vlaktes en graslanden van de Middellandse-Zeegebieden en van Noord-Afrika, de woestijn, de steppen en heuvelgebieden van het Oosten, tot diep in Azië toe. Deze honden zijn specialisten als geen andere hond, want net als hun meester zijn ze zichtjagers en worden soms ook gebruikt samen met die andere zichtjagers van de mens, de valken en haviken. Geadapteerd aan hun omgeving en hun prooi zijn de verschillende windhondenrassen heel wisselend van uiterlijk. Maar ze zijn altijd geselecteerd geweest voor hun snelheid, wendbaarheid en behendigheid, de kwaliteiten van een onstuimige zelfstandige jager. Daarmee is de windhond een bijzondere aanvulling van de grotere familie van honden, de spoorhonden en andere werkhonden, waarmee hij telkens weer verwant is door het scheppen van de alaunt, vautre, lurcher en andere. Vaak gebruikt als solojager voor de materiële jacht van herdersvolken, is hij in de recente geschiedenis nog meer te vinden in het gezelschap van de meute, bij wie hij in de schaduw staat tijdens de hoogtij- en nadagen van de koninklijke jacht in Europa. Als de coursing of de lange jacht zelf een hoogtepunt bereikt en dan alleen maar in een paar landen van Europa, worden elders de velden ontoegankelijk gemaakt voor alle lange honden. Opgenomen in de folklore als een edel, haast heraldisch symbool, heeft de windhond dan bijna de status van een verouderd en afgedankt wapen gekregen. …”
Richard Hawkins

“Zoo, dat is dus de laatste dag! Ik streel mijn oudje over den gladden kop, en druk haar even tegen mij aan. Maar zij heeft thans geen trek aan vrijen. Het is jachtdag nu, hààr dag, de zaligheid van haar kleine leven, haar àlles. De chauffeur en ik kijken elkaar aan. Ook hij heeft een jachtmakker. Toch zijn wij nog goed af. Onze honden zijn reeds op jaren en kunnen misschien tijdig het einde halen.

Zij zijn ons lief, deze dieren, zóó lief, dat wij ze nimmer het armzalige leven van den nietsdoener mogen laten. Hun schoone lijnen bekoren ons telken keere, en wij achten den adel van hun gemoed. Doch wat zou die schoonheid zijn, indien zij geen fond meer had, en geen oor sprong en wat bleef er dan van over van die trots en die fiere zelfbe wustheid?

Arbeid alleen heeft aan haar geslacht die deugden gegeven, en arbeid alleen kan ze handhaven. En daarbij komt nog iets. De voldoening, welke hun bijzijn ons verschaft, kan slechts grond vinden in de weten schap van hun kunnen, de jachtpassie, de heerlijke hartstochten. …”
Surefoot/Waidman

Lange jacht gezelschap, Friesland, circa 1900 (foto niet opgenomen in Arrianus, de lange jacht en lurecoursing.)

ARRIANUS, DE LANGE JACHT EN LURECOURSING Hawkins, Jansen & Waidman

ISBN 90-5166-970-4
352 pagina’s, €29.50
Uitgeverij Eburon bv
Postbus 2867
2601 CW Delft
tel.: 015-2131484 / fax: 015-2146888
info@eburon.nl / www.eburon.nl

Top